Mijn vader haalde vaak een anekdote aan met betrekking tot graaf de Sain-Simon. Saint Simon werd als jongen elke ochtend gewekt door zijn kamerdienaar die riep : “Sta op, mijnheer de graaf, er zijn grote dingen door u te doen.”
Werden onze voorouders met dezelfde woorden, maar dan gesproken door hun innerlijke stem, op pad gestuurd? Het gaat in dit blog om de vraag hoe men er vroeger slaagde zin te geven aan en zin te hebben in het leven, hoe men armoede en rouw en andere misschien nog veel ergere tegenslagen kon verdragen om toch nog wat plezier in het leven te kunnen hebben. We weten dat dit onze voorouders is gelukt, anders waren wij er niet met zo velen geweest.
De vraag is dus op welke manieren men de tegenslagen te boven kwam. Kwam dat, om een mogelijkheid te noemen, doordat het christelijk geloof zo sterk was, veel sterker dan nu? Denk daarbij aan de uitspraak van Godfried Bomans: “Vroeger vond men dat een oud iemand er bijna was [in de hemel], nu vindt men dat hij er bijna geweest is.”
Maar er zijn meer mogelijkheden. Verwerkte men het verdriet vroeger op een betere manier beter dan tegenwoordig? Stond men dichter bij de dood dan in onze tijd? Of, een veel gehoorde mening, was men gewend aan de ellende die het leven met zich meebracht? Had men daardoor minder verdriet als een dierbare overleed? En hoefde men daardoor dus veel minder verdriet te verwerken dan tegenwoordig?
Om daar een antwoord op proberen te krijgen, passeren in dit blog zoveel mogelijk aspecten van het dagelijks leven van onze voorouders de revue. Niet alleen over armoede, dood en verdriet, maar ook over de geluksmomenten die mensen gelukkig ook beleefden.

Belangrijke bronnen van dat dagelijks leven zijn de dagboeken die werden bijhouden, en de brieven en memoires die werden geschreven: de zgn. ‘egodocumenten’. Door het lezen van die persoonlijke notities komen we het dichtst bij de leefwereld van destijds. Verder hebben veel schrijvers in de eeuwen voor ons en in de tegenwoordige tijd, hun visie gegeven op deze vragen en ook die komen natuurlijk aan de orde.
De geschiedenis van het dagelijks leven in de westerse wereld (West-Europa en Noord-Amerika) kan ruwweg in twee perioden worden verdeeld.
De eerste periode is de ‘pastorale’ periode, gekenmerkt door afhankelijkheid van de landbouw, zeer hoge sterftecijfers en armoede onder een groot deel van de bevolking. In de tweede periode dalen de sterftecijfers zeer sterk, vooral die van kinderen, ontstaat in grote delen van de westerse wereld een verzorgingsstaat en treedt het kapitalistisch stelsel zoals we dat nu kennen steeds sterker op de voorgrond. De scheidslijn tussen beide perioden plaatsen we rond het einde van de 19e eeuw. Het zijn deze twee perioden die in de blogs over het dagelijks leven vergelijkenderwijze aan de orde komen.
(c) Paul Th Kok, Groningen
