De moord op President Kennedy – deel 11: Waren Joe Ball en David Belin slechte onderzoekers of goede leugenaars?

4 maart 2025 Uit Door Paul Th. Kok

Leestijd: 8 minuten

Leeswijzer:

  • Dit deel behandelt samen met deel 9 en 10 nogmaals het onderwerp van deel 8 (over de door de politie van Dallas vervalste foto’s van het schuttersnest), maar dan vanuit een andere invalshoek
  • Delen 9 t/m 11 vormen samen één geheel en kunnen los van deel 8 worden gelezen
  • Dit deel 11 vormt het sluitstuk van het ‘gedachtenexperiment’ dat in delen 9 en 10 is besproken. Het verdient daarom aanbeveling die delen eerst te lezen.

Dallas 22 november 1963 – de vervalste foto’s van het schuttersnest

Een half uur na de moord op president Kennedy werden op de 5e verdieping van het zgn. Schoolboekengebouw drie geweerhulzen gevonden. Ze lagen voor een raam dat uitkeek op Elm Street, waar Kennedy’s auto langs was gereden. Bij het raam stonden drie stapels boekendozen waarachter een schutter zich had kunnen verstoppen (zie Afb.1). Deze plek zou bekend worden als het schuttersnest. Volgens inspecteur Carl Day en detective Robert Studebaker hadden zij op 22 november om half twee een drietal foto’s van het schuttersnest genomen. In deel 8 van deze serie stelden we echter vast dat de foto’s in werkelijkheid pas om half vier werden genomen. Tussen twee en drie uur had Studebaker – op zoek naar vingerafdrukken op de dozen – het schuttersnest afgebroken. Na drie uur die middag maakten beide rechercheurs een reconstructie van het schuttersnest, legden de hulzen op de grond en namen alsnog de foto’s.

Dienden Joe Ball en David Belin de waarheid?

Namens de Warren Commissie (die de moord op president Kennedy onderzocht) voerden de stafleden Joe Ball en David Belin het belangrijkste deel van dit onderzoek uit: vaststellen wie Kennedy had vermoord. In deel 8 toonden we aan dat beide heren wel degelijk wisten dat Studebaker het schuttersnest had ontmanteld en dat de foto’s, die hij samen met Day maakte, in scene waren gezet. Als gevolg van het ontbreken van foto’s en van een beschrijving van het oorspronkelijke schuttersnest, is het onbekend hoe de situatie er om half een had uitgezien. Was er wel voldoende ruimte voor een schutter om daar met een geweer in de aanslag te zitten? Ook weten we niet hoe moeilijk het voor een eventuele schutter was om uit het schuttersnest te voorschijn te komen. Dat laatste is belangrijk om te kunnen nagaan hoe veel tijd het Oswald – als hij de schutter was geweest – gekost zou hebben om de lunchroom op de 1e verdieping te bereiken. Oswald’s alibi is mede daarvan afhankelijk.

We concludeerden in deel 8 dat Ball en Belin de fouten van de politie van Dallas met opzet hebben verzwegen. De veronderstelling dat zulke vooraanstaande juristen een loopje met de waarheid namen, lijkt misschien gewaagd. Het voorwoord van het Warren Rapport stelt immers dat het doel was “to discover the whole truth.” Dat werd jaren later nog eens benadrukt door medewerkers van de Warren Commissie. Zo luidt de ondertitel van het boek dat David Belin in 1988 schreef: “The Full Truth About the Assassination of President Kennedy.” In 2013 gaf Howard Willens (een van de eindredacteuren van het Warren Rapport) een uitvoerige weergave van het onderzoek zoals dat door de Warren Commissie was verricht. De opdracht van zijn boek luidt: “To my colleagues on the staff of the Warren Commission who knew that Truth was their only client.”

Afbeelding 1: Foto van het schuttersnest. Deze foto is ook opgenomen in het Warren Rapport (p. 138). Maar daar is een deel van de voorgrond (mogelijk opzettelijk) weggelaten, zodat niet te zien is of er twee of drie stapels dozen staan. Het onderschrift van het Warren Rapport stelt ten onrechte dat dit de situatie was van vlak na de aanslag op Kennedy. Op vrijdag 22 november stonden er namelijk drie stapels dozen. Eén stapel was in het weekend van 23 november (waarschijnlijk door journalisten die toen vrije toegang hadden) verplaatst. Deze foto werd pas op maandag 25 november genomen.

Het is bijna ontroerend om te zien hoeveel waarde deze leden van de Amerikaanse elite aan de waarheid hechten. Een Fries spreekwoord zegt echter: “Sizzen is neat, dwaen is ‘n ding”. Vrij vertaald komt dit neer op de leuze van voetbalclub Feyenoord: “Geen woorden maar daden.” Het benadrukken door Belin en Willens dat zij de waarheid spraken, doen mij denken aan de keer toen ik als vierjarige van de bruine suiker had gesnoept. Zodra ik mijn ouders aan hoorde komen, verstopte ik me achter een gordijn. Toen zij de woonkamer binnen waren gekomen, kwam ik van achter het gordijn vandaan en zei ik: “Ik heb niet van de bruine suiker gesnoept.” Toegepast op ons onderwerp betekent dit dat we moeten kijken naar wat onderzoekers als Belin en Willens werkelijk hebben gedaan, niet naar wat ze zeggen te hebben gedaan. Noam Chomsky brengt dit (in een ander verband) veel mooier onder woorden: “The record says more than the rhetoric.”

De praktijk van het onderzoek naar de moord op Kennedy en Tippit

Zowel het onderzoek van de politie van Dallas als dat van de FBI, wezen Oswald aan als de moordenaar van zowel president Kennedy als van agent J.D. Tippit. Er was overigens geen andere verdachte: een argument dat voorstanders van het Warren Rapport vaak zullen herhalen. En dat geeft meteen het dilemma weer van de Warren Commissie. Hadden zij kunnen concluderen dat er onvoldoende bewijzen tegen Oswald waren? Dan waren – bij gebrek aan andere verdachten – de beide moorden onopgelost gebleven. Je moest wel erg sterk in je schoenen staan om als commissie met zo’n conclusie te durven komen.

Welnu, als er mensen waren die dat hadden gedurfd, waren dat de zeven leden van de Warren Commissie: zij vormden de top van de Amerikaanse elite. Als voorzitter van de Commissie fungeerde Earl Warren, president van het Hooggerechtshof en oud-gouverneur van Californië. Na hem was Allen Dulles het meest voorstaande lid van de Commissie. Hij was in de jaren ’50 tien jaar directeur van de CIA geweest. Verder was Gerald Ford, die later president van de Verenigde Staten zou worden, lid van de Commissie. Daarnaast maakten de beide leiders van de Republikeinse en de Democratische partij in het Huis van Afgevaardigden deel uit van de Commissie, samen met twee senatoren en een oud-bankier. Zij hoefden voor niemand te buigen en hadden dus durf kunnen tonen. De insteek van de Commissie was echter een andere. Binnen een maand nadat de staf van de Warren Commissie was samengesteld, werden achtereenvolgens de weduwe, de moeder en de broer van Oswald verhoord. Het onderzoek ging dus vanaf het begin uit van de schuld van Oswald.

In deel 5 van de serie bespraken we de moord op agent J.D. Tippit, die drie kwartier na de moord op Kennedy plaatsvond. Tippit werd, nadat hij uit zijn auto was gestapt, op straat vermoord. Niemand had de moordenaar duidelijk gezien, maar wel werd iemand gezien die snel wegliep van de plek waar de moord was gepleegd. De getuigen stonden echter op minstens 20 meter afstand: een eventuele identificatie is daardoor onbetrouwbaar.

We beschreven in deel 5 hoe Ball de onverantwoorde manier waarop de eerste line-up  was uitgevoerd, onder de tafel werkte. Hij ging, nadat hij had gehoord hoe knullig de line-up was verlopen, twee maal “off the record” om iets te bespreken met degenen die door hem werden verhoord. Wat er werd besproken is daardoor onbekend. Wel bleek dat Oswald tijdens de line-up in gescheurde kleding en met een wond aan zijn hoofd, geboeid tussen twee keurig geklede agenten stond. In plaats van de gebruikelijke zes personen, bestond de line-up uit slechts vier personen. Zo was het niet moeilijk om de boef aan te wijzen. De manier waarop de line-up was uitgevoerd, wordt niet beschreven in het Warren Rapport. Maar wel de conclusie: de line-up was volgens de regels uitgevoerd. Maar dat was dus zeker niet de “whole truth”.

Het is enigszins gissen naar het motief van het Warren Rapport om de ware toedracht van de line-up te verdoezelen. Als de Commissie werkelijk de waarheid had gediend, had het kritiek op de politie van Dallas moeten leveren. Het had dan genoegen moeten nemen met de bewijzen die wel wezen op de schuld van Oswald. De gevonden hulzen van de kogels waren met zijn revolver afgevuurd. Was men bang dat het leveren van kritiek, de lezers op het idee zou brengen dat de andere bewijzen dan misschien ook door de politie waren vervalst?

Kritiek op het Warren Rapport

Na de publicatie van het Warren Rapport en de 26 delen met bijlagen, brak de kritiek daarop in volle hevigheid los. Veel feiten, die in de verhoren aan het licht kwamen, waren volgens de critici niet in het Warren Rapport verwerkt, maar simpelweg genegeerd. Die tegenstrijdigheden zijn door Sylvia Meagher in 1967 uitvoerig en deskundig op een rijtje gezet. Daarbij noemde ze overigens niet de onbetrouwbare uitvoering van de hier boven besproken line-up. In latere jaren gaven Belin en Willens af op de critici, maar durfden daarbij niet in te gaan op de tegenstrijdigheden tussen de verhoren en de uiteindelijke weergave daarvan in het Warren Rapport. Belin en Willens pasten in plaats daarvan een handige tactiek toe: ze kozen de zwakste critici uit en door hun kritiek te weerleggen, lijkt het alsof alle critici het bij het verkeerde eind hebben. Belin en Willens maakten hun verkeerde keuzes in 1964 en hielden daar sindsdien consequent aan vast. Als je eenmaal een standpunt hebt ingenomen, is het blijkbaar bijna onmogelijk om daarop terug te komen. Want dan sta je pas echt in je hemd.

De waarheid is gevaarlijk

Het volgen van een eerlijke werkwijze was helemaal onmogelijk bij twee andere voorbeelden van de frauduleuze manier waarop Ball en Belin te werk waren gegaan. Deze worden besproken in deel 7 en 8 van deze serie. Het eerste voorbeeld betreft het onderzoek van de politie op de 5e verdieping van het Schoolboekengebouw. Volgens agent Mooney had hoofdinspecteur Will Fritz de hulzen opgepakt, nog voordat er foto’s van waren gemaakt. Dat was een doodzonde: een goed rechercheur laat de bewijzen liggen tot er foto’s zijn genomen en er een beschrijving van de plaats delict is gemaakt. Mooney merkte dit tijdens zijn verhoor tot twee keer toe op, maar beide keren reageerde Belin daar niet op. En tijdens het verhoor van Fritz zelf werd hem hierover niets gevraagd. Ook op dit punt had het Warren Rapport – als ze de “whole truth” boven water had willen brengen – kritiek moeten uitoefenen op de politie van Dallas, maar dat werd nagelaten.

Dat kritiek op de politie niet als begaanbare weg werd gezien, is gelet op een tweede voorbeeld begrijpelijk. Het Warren Rapport maakt namelijk geen melding van de open envelop waarin de hulzen waren gestopt, terwijl die open envelop een cruciaal gegeven was. Verwisseling van de hulzen had daardoor immers plaats kunnen vinden door er alsnog de juiste hulzen van Oswald’s geweer (die vanaf half drie in bezit van de politie van Dallas was) in te stoppen. Als je kijkt naar de werkwijze die de politie van Dallas ook in de jaren ’70 nog soms volgde (zie deel 5 van deze serie), was verwisseling van bewijsmateriaal een reële mogelijkheid. Dat het Warren Rapport er voor koos om deze mogelijkheid niet te noemen, ligt voor de hand. Dat zou immers het hele onderzoek hebben ondermijnd. Daarom zal men tevergeefs een vermelding van de open envelop in het Warren Rapport zoeken.

Het negeren van de vervalste foto’s

In deel 9 hebben we een gedachtenexperiment geïntroduceerd om langs een alternatieve route de conclusie (dat Ball en Belin bewust de waarheid geweld aan deden), nog eens tegen het licht te houden. We gingen daarbij uit van de hypothese dat Ball en Belin te goeder trouw waren en geen weet hadden van de vernieling van het schuttersnest door Studebaker. En dat zij dus oprecht meenden dat de foto’s geen vervalsingen waren. 

In deel 9 en 10 zagen we echter Ball en Belin dermate veel fouten maken en zoveel informatie over het hoofd zien, dat je aan opzet gaat denken. We noemen er hier slechts een paar. Het niet oproepen als getuigen van de journalisten Tom Alyea en William Allen, die de hele dag in en rond het Schoolboekengebouw bezig waren geweest, is – uitgaande van een eerlijke werkwijze – onverklaarbaar. Dat het onderzoek van de politie uitermate knullig was uitgevoerd, moet Ball en Belin zijn opgevallen. Er was op 22 november geen plattegrond van de plaats delict en de omgeving daarvan gemaakt. Dat zou pas op 25 november gebeuren, maar toen was de plaats delict al sterk vervuild. Een beschrijving van de zuidoost hoek van de 5e verdieping werd niet gemaakt, evenmin als een chronologische lijst van de genomen foto’s. En op de foto’s die op 22 november waren genomen, was slechts een deel van het schuttersnest te zien. Belin stelde tijdens het verhoor van Day hierover geen enkele kritische vraag. En in het Warren Rapport komt het onderzoek van het schuttersnest in het geheel niet ter sprake.

Verder vroeg Belin zich niet af hoe Day ooit had kunnen vergeten waar het schuttersnest had gelegen. Day maakte namelijk aanvankelijk foto’s vanuit het verkeerde raam, omdat hij niet wist vanuit welke raam er was geschoten. Terwijl hij amper twee uur eerder het schuttersnest, waar de hulzen hadden gelegen, had gefotografeerd. Evenmin werden er tijdens de verhoren van de agenten over het onderzoek van het schuttersnest kritische vragen gesteld. Ball en Belin lieten stelselmatig na om tijdens de verhoren de juiste vragen te stellen, waardoor het de indruk maakt afgesproken werk te zijn. Dat Belin zoveel fouten had kunnen maken, wordt nog onwaarschijnlijker als we een blik werpen op de topprestatie die hij in 1975 zou leveren. Toen liet hij namelijk zien een voortreffelijk onderzoeker te zijn.

David Belin als leider van de Rockefeller-commissie in 1975

Tien jaar na het onderzoek van de Warren Commissie zien we Belin op zijn best. Eind 1974 verschenen er namelijk steeds meer geruchten in de pers over illegale werkzaamheden die door de CIA zou zijn ondernomen. Zo zou de CIA niet alleen duizenden brieven hebben geopend (wat gezien het briefgeheim ook voor de CIA verboden was), maar ook aanslagen hebben beraamd op leiders van andere landen, waaronder Cuba en Chili. Er werd daarom door president Ford een commissie in het leven geroepen onder leiding van vice-president Rockefeller. Het echte werk verrichtte echter David Belin, die door president Ford tot uitvoerend directeur was benoemd.

Belin deed zijn uiterste best om de CIA zover te krijgen dat ze alle documenten overdroeg  die betrekking hadden op haar illegale activiteiten. Het is – op z’n zachtst gezegd – geen gemakkelijke taak om informatie te ontfutselen aan een organisatie die van geheimhouding haar werk maakt. Maar toch slaagde Belin er binnen een paar maanden in om de meeste gegevens boven water te krijgen. Daarbij was zijn tactiek de CIA er op te wijzen dat de commissie ook zonder hulp van de CIA veel van het materiaal wel boven water zou krijgen. Dat was deels bluf, gaf Belin jaren later (in 1988) eerlijk toe. Maar ook wees hij de CIA er op dat het voor het verder functioneren van de organisatie nadelig zou zijn als bekend werd dat ze niet mee had willen werken. In zijn eigen woorden:

“Het is een goede eigenschap om snel en volledig de gemaakte fouten openbaar te maken. De weigering om fouten meteen toe te geven, kan soms grotere nadelige gevolgen hebben dan de fouten zelf.” 

Bron:  David Belin, Final Disclosure, p. 90.

Die benadering werkte. Zo viel het Belin bijvoorbeeld op dat er een stuk tekst miste in een rapport dat hij van de CIA ontving. Hij kreeg hij het door stevig door te drammen voor elkaar dat de ontbrekende tekst alsnog werd aangeleverd. Dat was een verhaal over door de CIA beraamde (maar mislukte) moordaanslagen op de Cubaanse president Castro, waarbij de CIA nota bene had samengewerkt met leden van de Amerikaanse maffia.

Goede leugenaars of slechte onderzoekers?

Belin voerde zijn werk in 1975 dus op uitstekende wijze uit. Maar was dit de zelfde Belin die in 1964 fout op fout had gestapeld? Dan had hij er in tien jaar wel heel veel bijgeleerd. Gezien de bekwame werkwijze van Belin in 1975 is er, met betrekking tot het onderzoek naar de moord op Kennedy, een scenario denkbaar dat meer voor de hand ligt.

Ook tegen de politie van Dallas zal Belin hebben gezegd dat het beter is om gemaakte fouten toe te geven. Ball en Belin zullen in 1964 – toen zij in de gaten kregen dat de foto’s niet klopten – er bij de politie van Dallas op hebben aangedrongen om open kaart te spelen. Daarbij zullen zij hebben beloofd om tijdens de verhoren geen lastige vragen te stellen. We zagen in deel 10 dat zij zich aan die belofte hebben gehouden. Verder zullen ze hebben beloofd om in het belang van een ‘juiste’ uitkomst van het onderzoek (Oswald als dader) de fouten van de politie met de mantel der liefde te bedekken. De ervaring die Belin met deze manier van werken in 1964 had opgedaan, zou mede zijn succes in 1975 kunnen verklaren.

Door een machtige organisatie als de CIA klem te zetten, toonde Belin aan een uitmuntend onderzoeker te zijn. Ook daarom is het onwaarschijnlijk dat de 16, in deel 9 en 10 opgesomde missers, bij het vergaren van informatie en het ondervragen van de agenten, het gevolg waren van slecht onderzoek. Vandaar onze conclusie dat Ball en Belin goede onderzoekers, maar tevens bekwame leugenaars waren.

Maar doet het er eigenlijk wel toe? Welke keuze je ook maakt als het gaat om een karakterisering van Joe Ball en David Belin (goede leugenaars of slechte onderzoekers), het probleem met betrekking tot het Warren Rapport is levensgroot. Want hoe zit het met de overige verzamelde bewijzen van Oswald’s schuld? Of die nu het resultaat waren van ondeskundig of van leugenachtig onderzoek, het wantrouwen ten opzichte van het Warren Rapport is in beide gevallen meer dan gerechtvaardigd.

Bronnen

Literatuur: Warren Report (1964) p. 137 -142; Four Days: The Historical Record of the Death of President Kennedy (1964); Sylvia Meagher, Accessories After the Fact. The Warren Commission, the Authorities and the Report (New York 1992, orig. 1967); David Belin, Final Disclosure: The Full Truth About the Assassination of President Kennedy (New York 1988); Howard P. Willens, History will prove us right: Inside the Warren Commission Report on the Assassination of John F. Kennedy (New York 2013); Noam Chomsky and Nathan J. Robertson, The Myth of American Idealism: How US Foreign Policy Endangers the World (London 2024).

Herkomst afbeelding 1:

Dallas (Tex.). Police Department. Boxes in the Texas School Book Depository, photograph, 1963~; (https://texashistory.unt.edu/ark:/67531/metapth49475/m1/1/: accessed December 18, 2024), University of North Texas Libraries, The Portal to Texas History, https://texashistory.unt.edu; crediting Dallas Municipal Archives.

Plan voor de volgende delen

  • deel 12: De vondst van het geweer op de 5e verdieping van het Schoolboekengebouw (geplande verschijningsdatum: maart 2025)
  • deel 13: Reconstructie door de Warren Commissie van de tijd die het Baker en Truly gekost zou hebben om de lunchroom op de eerste verdieping te bereiken. (april 2025)
  • deel 14: Reconstructie van de tijd die het Baker en Truly in werkelijkheid gekost moet hebben om de lunchroom op de eerste verdieping te bereiken. (mei 2025)
  • deel 15: Reconstructie door de Warren Commissie van de tijd die het Oswald gekost zou hebben om van de 5e verdieping in de lunchroom te komen.
  • deel 16: Reconstructie van de tijd die het Oswald gekost moet hebben om van de 5e verdieping in de lunchroom te komen.
  • deel 17: Vondst van de papieren zak (waarin het geweer door Oswald vervoerd zou zijn) op de 5e verdieping.
  • deel 18: Het ontbrekende uur: Oswald op het politiebureau te Dallas tussen 2 tot 3 uur op vrijdagmiddag 22 november 1963.
  • deel 19: Ondervragingen van Oswald op 22, 23 en 24 november 1963.