De moord op president Kennedy, deel 4: Callaway en Guinyard als getuigen van de moord op agent J.D. Tippit
Leestijd: 6 minuten
Leeswijzer: de illustraties geven samen met de onderschriften de kern van dit verhaal weer.
Dallas – vrijdagmiddag 22 november om kwart over een
Om kwart over een werd, drie kwartier na de moord op president Kennedy, agent J.D. Tippit vermoord toen hij uit zijn auto stapte. Er was slechts één getuige van deze moord: Helen Markham (zie blog 3). Tachtig meter verderop stonden Ted Callaway, manager van een tweedehands autozaak en Sam Guinyard, een van zijn werknemers. Zij hoorden de schoten, terwijl zij buiten voor het kantoor van de zaak stonden.

Bron: bijlagen Warren Report, deel 17, p. 237.
Beiden renden daarna naar het trottoir. Daar zagen ze een witte man, gewapend met een pistool aan de andere kant van de straat lopen. Hij kwam uit de richting van de plek waar Tippit was vermoord. Eerst zei Callaway in zijn verhoor voor de Warren Commissie dat de man rende, later veranderde hij dat in een “stevig tempo, niet echt snel.” Callaway riep naar hem:
Tijdens het verhoor voor de Warren Commissie op 26 maart 1964, vroeg Allen Dulles (oud-directeur van de CIA en één van de zeven Commissieleden) hem of hij het gezicht van de voorbijlopende man had gezien. Callaway: “Hij keek me aan, meneer; toen ik naar hem riep, keek hij me aan.”
“Hé man, wat is er verdomme aan de hand? (…) Hij ging langzamer lopen, bleef bijna even stil staan. En hij zei iets tegen me, wat ik niet kon verstaan. En haalde zijn schouders op [alsof hij zelf ook niet wist wat er aan de hand was] en ging weer verder.”
Bron: bijlagen Warren Report, deel 3, p. 353 vlg.; citaat tussen haakjes uit FBI-rapport van interview Callaway in: CD 735.
Lee Harvey Oswald werd ruim een half uur na de moord op Tippit in een nabijgelegen bioscoop gearresteerd. Een schoenenverkoper vond zijn gedrag verdacht, was hem gevolg en zag hem zonder een kaartje te kopen de bioscoop binnen gaan. Daarop alarmeerde hij de politie, die snel ter plaatse was. In de bioscoop wees hij aan waar Oswald zat.
Vrijdagavond 22 november om ca. 6.30: Callaway en Guinyard en de 2e line-up
Om na te gaan of de man die Callaway en Guinyard hadden gezien, inderdaad Oswald was, had de politie hem tussen een drietal figuranten (allen agenten) gezet: een zgn. ‘line-up’. Callaway en Guinyard woonden vrijdagavond om half zeven de tweede line-up van die dag bij. Deze line-up was precies zo samengesteld als de eerste die twee uur eerder voor Helen Markham werd georganiseerd: zie blog 3.
Opvallend was de manier waarop Callaway tot zijn identificatie van de vluchtende man kwam: “Ik ging achter in de zaal staan, zodat ik hem van de zelfde afstand kon zien als ik hem eerder had gezien. En toen hij binnenkwam, herkende ik hem.” Hij herkende dus Oswald niet op basis van diens gezicht: hij zei dat hij de kleinste uit de line-up had gekozen. De vraag die Dulles hem stelde (of hij het gezicht van de vluchtende man had gezien) deed dus niet ter zake. Ball vroeg hem echter niet waaraan hij Oswald dan wel herkende! Ook in het geval van Guinyard bleef het onduidelijk op grond waarvan hij vond dat Oswald de vluchtende man was.
Net als Helen Markham eerder die dag had gedaan, wezen Callaway en Guinyard dus Oswald aan als de man die ze hadden gezien. Daarmee was het lot van Oswald bezegeld. Op basis van deze twee line-ups (ander bewijs had men nog niet) stelde de politie hem diezelfde vrijdagavond om 7.20 officieel in staat van beschuldiging van de moord op Tippit.
Gerommel met de afstanden
Hadden Callaway en Guinyard de vluchtende man goed kunnen zien? Op 26 maart 1964 werd Callaway als getuige door de Commissie gehoord. In dit verhoor kwam ook de afstand tussen hem en de vluchtende man ter sprake.
Ball: “Hoe ver was hij van u vandaan – wat was de minimale afstand?”
Callaway: “Ongeveer 56 feet.” [17 meter]
Ball: “U hebt dat gemeten, toch?”
Callaway: “Ja, meneer.”
Ball: “Afgelopen zaterdagmorgen?”
Callaway “Ja, meneer.”
Ball: “Gemeten met een meetlint?”
Callaway: “Ja, meneer.”
Bron: bijlagen Warren Report, deel 3, p. 355.

Bron: bijlagen Warren Report, deel 17, p. 237.
David Belin bevestigt deze afstand in het boek dat hij tien jaar later over de moord op Kennedy en Tippit schreef. Samen met Joe Ball en Ted Callaway verrichtte hij indertijd deze meting. Een week later na Callaway werd Guinyard verhoord. Hij noemde een afstand van 10 feet (ruim 3 meter) tussen hem en de vluchteling met getrokken revolver. Of hij dat zeker wist vroeg Ball, die meteen zelf het antwoord gaf:
“Mr. Callaway vertelde ons en we maten het met een meetlint, dat Oswald aan de westkant van de straat was, en we maten het en hij schatte dat de afstand ongeveer 55 voet was toen hij hem passeerde.”
Bron: bijlagen Warren Report, deel 7, p.398; zie ook illustratie 3.

Bron: bijlagen Warren Report deel 7, p. 397 vlg.
Die 3 meter zou ook heel raar zijn geweest: dan had Guinyard aan de overkant van de straat moeten staan en was de vluchtende man met getrokken pistool vlak langs hem gelopen. Guinyard zegt in zijn verhoor dat hij achter Callaway stond en die stond nu eenmaal aan de andere kant van de straat. Behalve de verbetering door Ball werd er in het verhoor op dit verschil verder niet ingegaan.
Maar wie schetst onze verbazing als het Warren Report de afstand tussen Callaway en Guinyard aan de ene kant van de straat en de onbekende man gewapend met pistool aan de andere kant, weergeeft als 10 voet (ruim 3 meter). Dat was dus de aanvankelijk door Guinyard genoemde afstand die volgens Ball onjuist was. Dat Ball samen met Belin en Callaway had uitgezocht dat die afstand 56 voet was, vermeldt het Report niet. Overigens blijkt ook uit de plattegrond van illustratie 4 dat de afstand meer dan 15 meter (meer dan 50 voet) was.
Overigens wordt er nergens in de 888 pagina’s van het Warren Report iets gezegd over de vraag in hoeverre de afstand tussen getuige en verdachte van invloed is op de betrouwbaarheid van een latere herkenning. Had de Warren Commissie zich daar toch in willen verdiepen, dan had ze het internationaal gebruikte Criminal Investigation kunnen raadplegen. Het was in 1962 (twee jaar voor het Warren Report) verschenen. Wanneer getuigen een verdachte persoon (bij de plaats delict) voor het eerst zien, dan kan hun waarneming volgens dit handboek alleen betrouwbaar worden geacht als de afstand tussen hen en de verdachte niet groter is dan 16 yard (= 14,5 meter). Dit komt overeen met wat tegenwoordig in Europa de ‘regel van 15’ heet: de afstand mag niet groter zijn dan 15 meter (omgerekend 50 voet). Daarbij geldt: hoe groter de afstand, hoe onbetrouwbaarder een latere herkenning.

Bron: bijlagen Warren Report, deel 17, p. 236.
De afstand van 3 meter die het Warren Report noemt is onjuist en de gemeten afstand van 17 meter is dermate groot dat het volgens de literatuur onbetrouwbaar is. Kortom, de beide getuigen stonden op een te grote afstand om de vluchtende man later in een line-up te kunnen herkennen, ook al wil het Warren Report ons anders doen geloven.
Conclusie
Het Warren Report geeft de afstanden, waarop de waarnemingen door de beide getuigen werden gedaan, onjuist weer. Door de afstand van 3 meter te noemen (in plaats van de gemeten 17 meter), wekt het de indruk dat de herkenning van Oswald door de beide getuigen een vanzelfsprekende zaak was.
Dat Callaway Oswald niet had aangewezen omdat hij diens gezicht herkende, blijft onvermeld in het Warren Report. En hoe Guinyard tot zijn identificatie kwam, is eveneens onbekend. Vanwege de grote afstand tussen de getuigen en de vluchtende man was een betrouwbare herkenning alleen mogelijk geweest als de getuigen iets heel speciaals aan de man hadden opgemerkt, zoals mank lopen, om maar iets te noemen. Maar daar is niets van gebleken.
Het is onwaarschijnlijk dat Ball en Belin (die dit stuk van het rapport schreven) vergeten waren dat de afstand niet 3 maar 17 meter was. Ze hadden het immers zelf opgemeten en het tijdens het verhoor van Callaway naar voren gebracht. En Ball verbeterde nota bene Guinyard toen die de afstand van 3 meter noemde. Door de afstand waarop de waarnemingen door beide getuigen waren gedaan met 14 meter in te korten, kon het Warren Report het resultaat van de line-ups (‘Oswald is de dader’) onderschrijven.
Bronnen
Warren Report p. 167-169; David Belin, November 22, 1963: You are the Jury (New York 1973); zie ook: Sylvia Meagher, Accessories After the Fact, (New York 1992; orig. 1967), p. 255-258, die overigens niet ingaat over de afstanden waarop de waarnemingen door de getuigen werden gedaan.
De verhoren: Ted Callaway 3H 351-357 (op 26 maart 1964 afgenomen); Sam Guinyard 7H 395-401 (2 april). De verklaringen van Callaway en Guinyard in: CE 2003 (24H 195-404); FBI-verhoor van Ted Callaway: in: CD 735. CD staat voor Commission Documents, dit zijn alle documenten waar de Warren Commissie over beschikte (te raadplegen op de website van de Mary Ferrell Foundation: www.maryferrell.org) Een betrekkelijk klein deel daarvan werd in november 1964 in druk uitgegeven: bijlagen Warren Report, deel 16 t/m 26. De delen 1 t/m 15 bevatten de verhoren van de ruim 400 personen die door de Warren Commissie onder ede waren ondervraagd.
