De moord op president Kennedy, deel 3: Helen Markham als getuige van de moord op agent J.D. Tippit
Leestijd: 8 minuten
Leeswijzer: samen met de onderschriften geven de illustraties de kern van dit verhaal weer.
Dallas – vrijdagmiddag 22 november om kwart over een
Helen Markham, een serveerster, liep iets na één uur naar de bushalte om de bus naar haar werk te nemen. Bij het kruispunt van twee straten (10th Street en Patton Avenue, zie ill 1 en 2) moest Helen Markham voor het oversteken van 10th Street wachten voor een paar auto’s, waaronder de politieauto van Tippit. Terwijl zij bij dat kruispunt stond, zag zij iemand aan de andere kant van 10th Street lopen. De politieauto ging langzaam naast deze man rijden. Al snel stopten zowel de man als de auto. Markham wist niet of Tippit iets tegen de man zei. Wel dat de man twee stappen achteruit deed en, leunend op de auto, door het open raampje met Tippit begon te praten. Op afstand leek het Helen Markham een vriendelijke ontmoeting toe, ook al kon ze niet horen wat er werd gezegd.

Bron: bijlagen Warren Report, deel 17, p.230.
Tippit stapte vervolgens langzaam uit, om voor zijn auto langs op de man toe te lopen. Waarop de man zijn revolver trok en hem doodschoot. De moordenaar liep daarna een eindje in haar richting. “Hij rende niet. Toen hij me zag, staarde hij naar mij. Ik deed mijn handen voor mijn gezicht, zo ongeveer, en sloot mijn ogen. Langzaam spreidde ik mijn vingers, zo ongeveer, deed mijn ogen open en toen ik dat deed, begon hij wat sneller te lopen.” In paniek schreeuwde ze: “Hij heeft hem vermoord.” Ze bleef al die tijd op dezelfde plek staan, bevend en gillend. En dat was te begrijpen: de man liep met getrokken pistool een eindje haar kant op en Markham was bang dat hij haar ook dood zou schieten. De man liep vervolgens tussen een paar bosjes door en stak toen de straat over (zie de plattegrond in ill. 3).
Al snel na de moord op Tippit arresteerde de politie, even voor twee uur, een 24 jarige ex-militair, Lee Harvey Oswald, terwijl hij in een bioscoop naar een oorlogsfilm zat te kijken. John Brewer, een schoenenverkoper, had hem met een verwilderde blik in het etalage van de winkel zien kijken, terwijl politieauto’s met loeiende sirenes langs reden, op weg naar de plek waar Tippit was vermoord. Brewer vond Oswald’s gedrag verdacht, volgde hem en zag dat Oswald een nabijgelegen bioscoop indook, blijkbaar zonder een kaartje te hebben gekocht. Brewer liet daarop de politie bellen en die was al snel ter plaatse. Oswald werd als verdachte van de moord op Tippit naar het politiebureau gebracht. Maar hoe kon je er achter komen of de verdenking terecht was? Een nog steeds gebruikelijke manier is om de verdachte tussen een aantal figuranten te zetten die wat op hem lijken en de getuigen te vragen of zij hem kunnen herkennen. Dat heet in politietaal een ‘line-up’.
Vrijdagmiddag 22 november: eerste line-up om ca. 4.20 met Helen Markham als getuige
Op vrijdagmiddag werd Oswald om half vijf tussen drie figuranten (allen politieagent) geplaatst. Helen Markham was de getuige die deze eerste line-up bekeek. Het kostte overigens nogal wat moeite om haar zo ver te krijgen, zoals blijkt uit het verhoor van Will Fritz, hoofd van de moordafdeling:
“De eerste line-up was voor een dame die ooggetuige was en we probeerden de line-up zo snel mogelijk te houden omdat ze dreigde flauw te vallen en misselijk werd. Om precies te zijn moest ik mijn kantoor verlaten om wat ammoniak op te halen aan de andere kant van de gang. Ze waren namelijk van plan om haar naar het ziekenhuis of zo te sturen en we hadden die identificatie echt snel nodig. Ze voelde zich na het gebruik van de ammoniak al snel weer wat beter.” (bron: bijlagen Warren Report, deel 4, p. 212). [ammoniak werd vroeger in gasvorm soms gebruikt om flauwvallen te voorkomen]
Terwijl de vier personen in line-up stonden, stelde de agent die de line-up leidde hen vragen over hun naam en beroep, zodat de getuigen ook de stem van de verdachte konden horen. De drie agenten zeiden later dat ze fictieve antwoorden gaven. Maar wat voor antwoorden gaf Oswald? Dat werd aan degenen die bij de line-ups aanwezig waren niet gevraagd. Zodra Helen Markham de drie figuranten met Oswald de zaal binnen zag komen, begon ze te jammeren. Vervolgens wees zij – volgens het politierapport – Oswald aan als de man die Tippit had vermoord.
Herkende Helen Markham inderdaad Oswald?
Volgens het Warren Report herhaalde Helen haar identificatie van Oswald als de dader tijdens haar verhoor voor de Warren Commissie, op 26 maart 1964. Maar als je het verhoor leest dat Joe Ball (die veel van de ondervragingen namens de Commissie leidde) haar afnam, maakt dat haar betrouwbaarheid als getuige er niet groter op.
Ball: “Herkende u iemand in de line-up?”
Markham: “Nee meneer.”
Ball: “Echt niet? Zag u niemand – ik heb u die vraag eerder gesteld – herkende u iemand van gezicht?”
Markham: “Van gezicht, nee.”
Ball: “Identificeerde u iemand van deze vier mensen?”
Markham: “Ik kende niemand.”
Ball: “Ik weet dat u niemand kende, maar leek iemand in die line-up op iemand die u eerder had gezien?”
Markham: “Nee, ik had niemand van hen eerder gezien, niemand van die mensen.”
Ball: “Niemand van de vier?”
Markham: “Niet één van hen.”
Ball: “Niemand van de vier?”
Markham: “Nee, meneer.”
Ball: “Was er iemand met nummer twee?” [dat was Oswald]
Markham: “Nummer twee is degene die ik koos. (…) Nummer twee was de man die ik de agent zag doodschieten.”
Bron: bijlagen Warren Report deel 3, p. 310 vlg.
Ball vroeg haar dus zes keer of zij iemand in de line-up had herkend. En zes keer kreeg hij nee als antwoord. Deze episode staat overigens niet in het Warren Report. David Belin, die samen met Ball het grootste deel van het eigenlijke moordonderzoek voor zijn rekening had genomen, probeerde dit tien jaar later te verklaren in zijn boek November 22, 1963: You are the Jury. Het boek was bedoeld als verdediging van het Warren Report. Mevrouw Markham zou volgens hem het woord ‘recognize’ (herkennen) niet hebben gekend. Maar dit is geen serieuze verklaring: Ball stelde immers dezelfde vraag nog vier keer, zonder daarbij het woord ‘recognize’ te gebruiken. En vier keer kreeg hij een ontkennend antwoord. De laatste vraag van Ball was duidelijk een – ongeoorloofde – noodgreep.
Hoe groter de afstand…
In het verhoor vroeg Joe Ball aan Helen Markham of ze wist hoe ver ze van de verdachte man af had gestaan. Maar dat wist ze niet. Ball: “We hebben het onlangs gemeten. We waren daar toch samen op de bewuste plek?” Een week voordat het verhoor plaatsvond, hadden hij en David Belin namelijk samen met Helen Markham in Dallas de afstand gemeten. Maar Helen Markham herinnerde zich dat niet: “Ik kan u niet vertellen hoeveel meter of zo, want ik heb nooit de kans gehad om dat op te meten.” Als ze na een week al weer vergeten was dat de afstand in haar bijzijn was opgemeten, maakt dat de betrouwbaarheid van Helen Markham als getuige er niet groter op.

Bron: bijlagen Warren Report, deel 17, p.231.
Overigens wordt er nergens in de 888 pagina’s van het Warren Report iets gezegd over de vraag in hoeverre de afstand tussen getuige en verdachte van invloed is op de betrouwbaarheid van een latere herkenning. Had de Warren Commissie zich daar toch in willen verdiepen, dan had ze het internationaal gebruikte Criminal Investigation kunnen raadplegen. Het was in 1962 (twee jaar voor het Warren Report) verschenen. Wanneer getuigen een verdachte persoon (bij de plaats delict) voor het eerst zien, dan kan hun waarneming volgens dit handboek alleen betrouwbaar worden geacht als de afstand tussen hen en de verdachte niet groter is dan 16 yard (= 14,5 meter). Dit komt overeen met wat tegenwoordig in Europa de ‘regel van 15’ heet: de afstand mag niet groter zijn dan 15 meter (omgerekend 50 voet). Daarbij geldt: hoe groter de afstand, hoe onbetrouwbaarder een latere herkenning.
Ball gaf tijdens dit verhoor van Helen Markham niet het resultaat van de meting, maar dat doet het Warren Report wel: 50 voet oftewel 15 meter. Het Report geeft er echter geen bronvermelding bij. Afgaande op de plattegrond van illustratie 3 is deze afstand onjuist. De stippellijn geeft de route van de vluchtende man aan. Dan kan met behulp van de schaalverdeling (zie links onder de plattegrond) de afstand van de plek waar Helen Markham stond, worden gemeten: 80 voet, oftewel 24 meter. De vluchtende man liep (getuige zijn op ill. 3 met stippellijn aangegeven route) door de voortuin van perceel nr. 400, achter de bosjes langs.

Bron plattegrond: bijlagen Warren Report, deel 17, p. 229.
Duidelijk blijkt ook uit deze plattegrond dat Helen Markham ongeveer 150 voet (45 meter) van de plaats delict af had gestaan. Deze afstand is dermate groot dat het onduidelijk is of ze had kunnen zien of de man die haar richting op kwam lopen, de zelfde was die de moord pleegde. Was er niemand anders in de buurt geweest? In beide gevallen voldoen haar waarnemingen bij lange na niet aan ‘de regel van 15’. Dus is haar herkenning van Oswald (als zijnde de vluchtende man) alleen al daarom onbetrouwbaar.
Conclusies
De door president Johnson ingestelde Warren Commissie verhoorde honderden mensen en gaf in 1964 niet alleen haar 888 pagina’s tellende eindrapport (het zgn. Warren Report) in druk uit, maar ook 26 dikke delen waarin zowel de verhoren als relevante documenten, foto’s en plattegronden waren opgenomen. Zo kunnen we nagaan of de weergave in het rapport van de Warren Commissie overeenkomt met haar eigen onderzoeksgegevens.
Op basis van de foto’s en de plattegrond (zie de drie illustraties) blijkt dat het Rapport de afstanden onjuist weergeeft. En ook de merkwaardige ondervraging door Ball (“Was het nummer twee?”) is niet in het rapport terecht gekomen. Tot slot besteed het Warren Report geen aandacht aan het verband tussen afstand en betrouwbaarheid van een waarneming. Zo is met de waarheid een loopje genomen: Helen Markham had nooit als getuige opgevoerd mogen worden.
Bronnen
Richard L. Jackson, Criminal Investigation: A Practical Textbook for Magistrates, Police Officers and Lawyers (London 1962); Warren Report p. 167-169; plattegrond en foto’s in: deel 17 van de bijlagen van het Warren Report; David Belin, November 22, 1963: You are the Jury (New York 1973); zie ook Sylvia Meagher, Accessories After the Fact, (New York 1992; orig. 1967), p. 255-258, die overigens niet ingaat op de afstanden waarop de waarnemingen door Helen Markham werden gedaan; Marc Bockstaele en Lien Onghena, “De keuzeconfrontatie: enkele aandachtspunten”, Vigiles, Tijdschrift voor politierecht, 2010/2, 61-78; P.J. van Koppen en W.A. Wagenaar, “Herkennen van gezichten”, in: P.J. van Koppen, H.L.G.J. Merckelbach, M. Jelicic en J.W. de Keijser (red.) Reizen met mijn rechter: Psychologie van het recht (Deventer 2010), 269-304.
De verhoren: Hellen Markham 3H 305-322 en 340-341 (26 maart 1964); Will Fritz 4H 202-249 (22 april 1964). De verklaring van Markham in: CE 2003 (24H 195-404); FBI-verhoor van Helen Markham: CD 630C. CD staat voor Commission Documents, dit zijn alle documenten waar de Warren Commissie over beschikte (te raadplegen op de website van de Mary Ferrell Foundation: www.maryferrell.org) Een betrekkelijk klein deel daarvan werd in november 1964 in druk uitgegeven: bijlagen Warren Report, deel 16 t/m 26. De delen 1 t/m 15 bevatten de verhoren van de ruim 400 getuigen.